DAGBOEK10

DAGBOEK 10

Zondag 29 oktober 1996


Vinger in het verband. Er is een mooie bult van gemaakt. Ik hoop dat het snel over is om gitaar te kunnen spelen. Ik ben moe. De spanningen zitten nog steeds in mijn buik. Ik kan ze niet goed plaatsen. Als ik blijf moet het  zijn omdat  ik het wil en niet uit schuldgevoel. Ik vind het ook fijn om in mijn eigen huis te zijn. Een eigen plekje. Ik weet niet of ik dat altijd nodig heb, maar nu nog wel. Het gevoel geen controle te hebben roept veel angst op. Bij lichaamskontakt waar ik eigenlijk veel behoefte aan heb, dissocieer ik veel te snel door warrige beelden toe te laten, dan wel over te gaan tot aangeleerd handelen. Uit mijn lichaaam treden, wegtrekken. Veel angst en verwarring maar ook veel verdriet. Gevoel van onveiligheid. Nog steeds schrik ik als ze haar kleren uittrekt, voel ik een verlamming door mijn lijf trekken.


De zomermaanden zijn door ons gebruikt om geleidelijk het patroon te verschuiven. Ik zeg maar dat ik geen weerstanden meer had, een tuimeling in iets onbekends met een regelmatige terugval in oude trucjes. Mijn rationalisaties worden door mijn lijf om zeep geholpen. Die wil niet meer. Huilen (nog te weinig), woede-aanvallen, kinderlijk gedrag, lach buien, koud worden, spierspanningen in benen, armen en buik, verschuivende gelaatsuitdrukkingen, plotseling trillende lippen en tranen die gaan lopen , nachtmerries en flashbacks.

Ik ben al blij als ik gewoon naast haar in slaap kan vallen, de tijd heb en neem om bewust met mijn gevoel om te gaan, erbij te blijven door te delen. Ik wil me niet naar haar toe schuldig voelen.

Er valt ontzettend veel te winnen als ik mijn verdedigingsmechanismes kan laten verdwijnen, mijn lijf kan herontdekken, waar ik zelf van kan genieten zonder het plompverloren weg te geven in aangeleerde gebaren.

Het verwonderd me hoe sterk ik vast hou aan de "oude dingen". Ik wordt zo gigantisch onzeker van mezelf en durf soms geen stap te verzetten. Het moeilijkste voor mij: het vertrouwde eigen beeld vanuit een diepe angst opgebouwd als een manier van overleven, moet ik loslaten.


Een heimelijk doodsverlangen trippelt door mijn lijf wat waarschijn wel normaal is bij het afbraak en opbouw proces. Een proces dat onsamenhangend en oncontrolerbaar verloopt. Grip verliezen is voor een overlever als ik ongeveer hetzelfde als het ingaan van een stervens proces  als een fysieke ervaring om aan het eind ervan het moede hoofd te laten wegzinken.

Het is ook een manier van wraak nemen. Zoals ik wraak nam op mijn moeder door weg te gaan of door het verlangen om te sterven zodat ze eindelijk echt verdriet om me zouden hebben. Een soort wraak dat ontstaat als ik denk alles te hebben gegeven en iemand toch blijft vragen waar ik ben. Verwarring want ik weet niet wie wordt bedoeld.


1 november 1996

Ik lig naakt in de armen van een naakte man. Hij houdt mij stevig tegen zich

aan. Hij heeft geen gezicht.  Ik zie wel zijn zware armen die me platdrukken.

Ik probeer in paniek los te komen en plotseling bijt ik in zijn nek. Het vel geeft

mee, maar het lijkt wel van leer en mijn kaken worden stijf en onbewegelijk.

Opeens vallen we op de grond. Eerst opzij als of ik de val wil  breken en dan

 komt zijn hele lijf als een blok op me vallen: overal blote benen  alsof er

toeschouwers zijn die niet ingrijpen. Ik dreig te stikken onder zijn gewicht.


3 november 1996

Alles draait om het ik. Maar denkend over het ik ontstaat een leegte. Wanneer iemand daarnaar vraagt ontstaat paniek. Er is geen ik. Welk gevoel dringt zich op? Verwarring, willen vluchten,boosheid. Er is niets. Verdriet als je doorvraagt, kramp in het lichaam, moeite om te onthouden wat je zegt.

Ik ben er niet, er is geen "ik", er is alleen de ander. Laat me gaan, blijf van me af. Alleen als er geen mensen zijn, is er rust, controle. Een allesoverheersende behoefte om alleen te zijn.

Ik heb geen ruimte gekregen om te ontdekken wie ik zelf was. Ik wou er niet zijn. Kwam al met zoveel weerstand (nt: geboorte) en daarna mocht ik alleen maar diegene zijn die anderen van me maakten. De ogen van mijn moeder, ze maakten mij. De handen en ogen van mijn vader. Ik leerde gedrag zowel bij de een als bij de ander, zoals zij het wenste en als het dan teveel werd of te zwaar zocht ik de stilte.



*de stilte van de zolderkamer

*het souterrain op de ceintuurbaan

*de kelder van de winkel aan het sarphatipark

*de besloten hoekjes van het eerste kindertehuis

*de zolder van het tweede kindertehuis

*de schaduw van de zware bomen op de cour van Ravensbos op zondagavond

*en als dat allemaal niet kon, dan was het mijn bed voor de nacht

*als ook dat allemaal niet kon omdat het onrustig was, dan ging ik weg uit mijzelf, naar ruimtes van licht en lucht en gaf mijzelf opdracht om alle rollen te vervullen die noodzakelijk waren om te voorkomen dat ze mij zouden ontdekken.


Dus gewoon aardig zijn, opletten, geinteresseerd, vrolijk, actief meedoen, vooral niet de indruk wekken dat je geen zin hebt, liever iets anders deed en er eigenlijk niet wilde zijn, enz. Een hele rits van aanwijzigingen voor al mij andere ikjes. Ik organiseerde en orchestreerde ze.

En ik bleef buitenschot. Wat dat inhield bleef onduidelijk. Ik heb er veel energie in gestopt. Om te beginnen omdat het moest en omdat ik niets beters wist te verzinnen.

Al die rollen kostte elke dag zoveel  energie, het was niet vol te houden en die periodes werden gevolgd door depressies. Zo heet het nu:  zweten, slikken, darmklachten, geen concentratie, huilbuien in bed, dromen, schrijven, totale eenzaamheid.

Ik hoopte steeds dat iemand mij zou vinden.

Pater P. Montfortaan (ik vertrouwde hem niet helemaal). Ik was 12 en ik dacht: hij ziet mij. Maar hij zag niets. (hij woonde in Voorschoten bij Leiden). Waarom hij speciale aandacht voor me had is mij niet duidelijk. Ik vroeg me af wat ze hem verteld hadden.

De later veroordeelde pater A. Oblaat. Hij wilde met me stoeien maar ik stond al bij de deur, die ik niet meer heb aangeraakt.

Pater C. Oblaat ja, maar ik was bang. Ik wilde gezien, maar hij vroeg nooit door. Hij zag  niets.

Pater PP. Oblaat. Die zag veel meer, herkende zichzelf. Mijn humor, mijn vrouwelijkheid, hield afstand, was veilig. Niks mis met mijn intuitie. Hij was mijn biechtvader, gaf leiding aan de toneelclub, gaf me een vrouwenrol: Amalia van Solms in het stuk Bloed en Liefde van Godfrierd Bomans.


Ik ging trouwen in de bovenwereld.

De benedenwereld trouwde niet. Mijn vertrouwde leegte hield ik in stand.

Daar kon ik in rusten en bijkomen van al mijn boven aktiviteiten. Hier hoefde

ik geen verantwoording af te leggen. Hier kon ik kind zijn, spelen met mijzelf,

heen en weer schudden met mijn hoofd  en vol verwondering en niet begrijpend

kijken wat mijn anderen deden in de bovenwereld.


De hokjes, zolderkamers, wc's, parken en lege lanen, struiken in het bosgebied, dat alles kreeg een legale status in een vierkamer woning. hier huist mijn ik. Mijn anderen maken fouten. Ingewikkelde uitgewerkte schemaas die zij in relaties moeten onderhouden worden rommelig afgewerkt. Er worden fouten gemaakt. Het wordt niet meer gepikt. Ze ontdekken stdds meer de leegte. Dus alle creativiteit wordt ontwikkeld om te voorkomen  dat het huis waar mijn ik woont, wordt afgebroken.

De lieve-jongen slaakt een zucht van verlichting

als hij niet lief meer hoeft te zijn.

De zorg-jongen is blij als hij kan vertrekken en dat

naar zijn gevoel alles klaar staat.

De minnaar-jongen is allang verzopen. Die kan al niets meer

voelen en deed alles geprogrammeerd.

De lach-jongen hoorde je niet zoveel meer of hij was zo overduidelijk met

verdringing bezig.. Dat was duidelijk onecht.

De er-is-niets-aan-de-hand-jongen deed veel te slordig met zijn acteer talent.

De verdrietige jongen begint sleetse plekken te vertonen.

De boze jongen hebben we nog achter de hand.

De jongen die het altijd druk heeft. Het tempo

is al zo verlaagd dat het weinig zinvol is om die nog in stand te houden.

De eerlijke jongen: een nieuwe variant. Valt nog iets mee te doen. Niet te pathetisch worden en ik zou er als ik jouw was ook overtuigend eerlijk bij kijken.

De vader-jongen. Niet zo moeilijk, ook wel leuk. De  minst bedreigde op dit moment. Staat

wel vaak ter discussie.

Het wordt pijnlijk stil. Kon het niet blijven zoals het was ?

De bescherming valt weg,  het huis wordt

leeg.

De stilte-jongen wordt zichtbaar.

Heel stil.

Verder niets.

Het is goed zo.


Mijn profane Drie Eenheid:

Man, Vrouw, Kind: onlosmakelijk verbonden en inwisselbaar.